Artikel ‘natuurbeleving’ in De Standaard
Frank Polders wil ons leren om gefocust te kijken naar een landschap en de natuur. Door die focus blijven mijn gedachten hopelijk hangen in het bos en niet bij de volle wasmand die thuis op me staat te wachten.
Bij een beleveniswandeling is de drukke buitenwereld met zijn sociale media uiteraard taboe, onze gids vraagt dan ook dat alle gsm’s onverbiddelijk worden uitgezet. ‘En neen, ook niet op “stil”’, zegt hij vaderlijk. ‘Zie het als een cadeau aan jezelf.’
Tien minuten later spring ik over een klotsend beekje samen met een groep van tien vrouwen en twee mannen die bereid zijn om met al hun zintuigen te kuieren. Op zachte maar gladde bosgrond schudden we ietwat onwennig ons bekken los en hurken we diep door de knieën. ‘Niet vergelijken. Het maakt niet uit dat je buur dieper kan’, zegt Frank als hij merkt dat we elkaar zitten te checken.
Nu ieders lichaam wakker is, stelt onze gids ons voor om omhoog te kijken terwijl we traag door een dreef van populieren en eiken wandelen. Met de neus in de lucht en enigszins zwalpend kijken we intens naar hun kruinen. Ik zie hoe knap verward takken kunnen zijn. ‘Hoe klein zijn we toch tegenover die reuzen’, zegt Michèle, een verpleegster uit Antwerpen, zuchtend.
We geven een kiezelsteentje door en zeggen om beurt wat ons opvalt. Niemand heeft woorden te kort: er valt verrassend genoeg steeds weer iets nieuws op te merken aan zo’n minuscuul keitje. Dat het warmer aanvoelt dan verwacht, iets van marmer heeft en naar omgewoelde aarde ruikt.
Hypnotiserende mars
Wanneer onze wandelcoach ons de opdracht geeft om vijf objecten in het bos te zoeken, word ik teruggekatapulteerd naar de tijd toen ik acht was en nog een herbarium moest aanleggen. Terwijl iedereen wandelend zijn schatten verzamelt, weerklinkt plots gsm-gerinkel. De beltoon blijkt het scheetje van de mindfulness te zijn: niemand durft schuldig te pleiten en iedereen doet alsof zijn neus bloedt.
Onze gids houdt ons snel weer bij de les. In kleine groepjes geven we met gesloten ogen onze vondsten door. We ruiken zonder te weten wat we ruiken. Een stuk natte hond blijkt een kastanjebolster, een eikenblad geurt naar champignon en sla. Aan vijf nieuwe vondsten mogen we deze keer blind tasten. Ik ontdek met de groep dat je een blad van een braamstruik ook kunt voelen met je voorhoofd of het puntje van je neus, en niet alleen met je handen. Ik merk hoe fijn de haartjes zijn en ook hoe subtiel de prik.
Er wordt een prachtige, fotogenieke dode boom opgemerkt. We bekijken de boom door onze vingers, om hem op een andere manier te zien. Iemand klopt even op zijn bast om te horen hoe hol hij is. De aarzelende gêne van in het begin is helemaal weg in de groep, we zijn hier allemaal om weer even het verwonderde kind te zijn.
Tijdens de laatste etappe van onze tocht moeten we een uur lang in totale stilte wandelen. ‘Voor veel mensen is dat moeilijk of vervelend, omdat we steeds weer ervaringen willen delen’, zegt Frank voor hij de groep het zwijgen oplegt. ‘Het zal moeilijk zijn om je gedachten aan gisteren en morgen uit te schakelen. Wees mild voor jezelf.’
Wanneer we halt houden bij een open plek langs het bos, waan ik me in de Franse zombieserie Les revenants. Een groep wildvreemden die in de blauwige schemering van een winterse zonsondergang een kwartier lang zonder één woord te zeggen naar een wei met twee paarden staat te staren: het heeft iets bevreemdends. Het paard in de wei kijkt ons niet-begrijpend aan, net als een jogster die passeert. Ik worstel met de absurditeit van de situatie en heb zin om in lachen uit te barsten. Maar ik merk ook iets van een bevrijding. Ik hoef op dit moment immers alleen maar te kijken, te staan, te bestaan.
Tijdens de allerlaatste kilometer houdt de hypnotiserende mars van de voetstappen voor mij uitwaaierende gedachten in de pas. Ik hoor alleen mijn adem en het plakkerige geluid van laarzen in een modderpaadje, weet weer hoe zwaar de geur van een bos weegt. Ik merk hoe mijn tenen gevoelloos worden van de kou en zie sinds lang nog eens hoe vlekkerig het licht van een ondergaande zon door dorre bladeren valt. Mijn lijf is zwaar, terwijl verse zuurstof mijn hoofd verlicht.
Wandelen met je handen
‘Het was best uitdagend’, zegt ook Yves, een assistent-uitgever van veertig die al wat ervaring heeft met het ervaringswandelen, wanneer we na de wandeling samen onze handen warm wrijven bij een vuurkorf. ‘In het begin was het moeilijk om mijn aandacht vast te houden bij het hier en nu, maar het beterde wel. Ik ben van nature een piekeraar en ga al een paar jaar actief op zoek naar manieren om met stress om te gaan. Meditatie helpt mij daarbij, maar ook beleveniswandelen. Mijn relatie is net gedaan, ik heb nu een grote behoefte om onder de mensen te komen en tegelijk tot rust komen.’
Ook Michèle heeft deugd gehad van haar ervaringswandeling. ‘Ik ga voortaan meer met mijn handen wandelen’, neemt ze zich voor. ‘Ik kijk sowieso altijd aandachtig naar het landschap als ik wandel, maar ik merk nu dat ik te veel bezig ben met kijken. Een paddenstoel vastnemen en even voelen hoe die aanvoelt: een mens doet het te weinig.’
Ben ik nu zelf ook een betere wandelaar geworden? De ervaringswandeling, een voor mijn doen best wel grote inspanning, was in ieder geval meer ontspannend dan gewoonlijk. In de weken erna kruipt mijn blik tijdens een wandeling al eens sneller omhoog, de wolken in. Ik adem de buitenlucht gretiger in. En ik kijk ook minder op tegen lange wandelingen: ik maak ze immers wel spannend voor mezelf.
Een overtuigd stapper ben ik niet geworden, maar misschien moet de liefde voor het wandelen wel komen zoals het wandelen zelf: gewoon stap voor stap.
Cathérine De Cock, redactrice cultuur & media